De maand december is bijna ten einde. Na het snoepen met Sinterklaas en vele eten met Kerstmis zal het bij de meesten wat rustiger aan gedaan worden. De 'goede tijden' voor de banketbakkers zijn weer even voorbij. Laten we eens kijken naar zo'n oude koek- en banketbakkerij, die eens gevestigd was achter de voorgevel van: Vughterstraat 69-71. Op 1 mei 1872 was de koekbakker L.M. Labermont (1828-1902) naar de Vughterstraat verhuisd. Voordien had hij zeven jaar een bakkerij in de Karrenstraat gehad, nu koos hij voor een nieuwe stek, op de hoek van de Vughterstraat en de Postelstraat, in het pand De Klok. In de drukke decemberperiode werden de kinderen dikwijls ingeschakeld bij de werkzaamheden. Eén van zijn dochters, de in 1868 geboren Elisabeth, beschreef in 1939 deze arbeid. „Omstreeks St.-Nikolaas was de drukte buitengewoon. De boterletters van 'De Klok' waren bekend en geliefd om hunne zuivere samenstelling van de puikste soort amandelen (Siciliaanse) en natuurboter. Er werden behalve de vele gewone van een pond verscheidene besteld van vier á vijf pond zwaar. Ook vele gestichten en kantoren waren dan flinke afnemers van onze boterletters voor de eerste klaspatiënten en kantoorpersoneel. Evenzo ging het met de honingtaaitaai en amandelspeculatie. Veel deftige familie's zowel van buiten als van binnen de stad deden die met de grootste hoeveelheden op voor hunne huishouding of lieten die naar familieleden of kennissen door ons verzenden. Bij die orders waren dikwijls taaitaaipoppen van acht à tien pond zwaar.” En ze haalde zelfs voor haar 'oude' herinneringen op uit de negentiende eeuw: „In de eerste jaren van het bestaan der zaak werd hier ook nog gedaan aan het 'vergulden' van speculatiepoppen en figuren, geheel op dezelfde manier als Nicolaas Beets dat zoo aardig heeft beschreven in zijne Camera Obscura. Ook in 'De Klok' werden de meisjes, kennissen, nichtjes en buurmeisjes gevraagd gebruik gemaakt. Het ging er dan vroolijk en gemoedelijk aan toe, waarbij echter ook meige speculatiepop gebroken werd, en na afloop werden de dames gul getrakteerd! Van lieverleden is 't gebruik van 'vergulden' in 't verval geraakt,” Maar de koek- banketbakker Lambermont had het ook met Kerstmis en nieuwjaar nog druk. Het was in het Brabantse en Limburgse de gewoonte vaste klanten een fijne koek cadeau te doen (sommigen gaven een krentenmik). Vele winkeliers vonden dan ook De Klok om er hun inkopen te doen. Particulieren kochten in deze perioe hun kerstkransen, appelbollen en saucijzenbroodjes. De banketbakkerij bleef in de Vughterstraat, terwijl in 1896 aan de Zuid Willemsvaart een koekfabriek werd geopend. Twee zoons Lambermont hadden de zaak inmiddels overgenomen. Maar één stierf er reeds in 1910, toen kwam de Wereldoorlog en in 1922 overleed ook de tweede broer. De zaak werd verkocht en Elisabeth Lambermont bleef nog in de Vughterstraat. Tenslotte verkocht zij in juli 1939 De Klok; een maand later verhuisde zij naar Vught en kwam een jaar later terug naar de geboortestad. In 1950 overleed zij in het bejaardenhuis bij het Carolusziekenhuis in de Jan Heinsstraat. |
Naar aanleiding van een interne verbouwing in 1976 van dit op de hoek van de Postelstraat gesitueerde huis werd een waarneming in het pand uitgevoerd. Een diepgaand bouwhistorisch onderzoek kon hierbij niet plaatsvinden. Wel kon echter worden vastgesteld dat dit pand, afgezien van de oudere kelder, in het begin van de 19e eeuw geheel vernieuwd is. De tongewelfde kelder bevindt zich onder het achterste deel van het huis. Deze was bereikbaar vanuit de zijgang en is smaller dan het pand. De kruin van het gewelf loopt evenwijdig aan de zijgevel. Door middel van twee insteekgewelfjes wordt de toetreding van licht en lucht mogelijk gemaakt. Uit deze weinige bouwfragmenten valt af te leiden dat het hoekpand in de laatmiddeleeuwse opzet een voorbeeld was van een in 's-Hertogenbosch veel voorkomend huistype: een voorhuis met onderkelderd vast achterhuis, onderling gescheiden door een dwarsmuur met rookkanalen. In een acte uit 1544 wordt het pand omschreven als "huys, erve, hoff ende achterhuys`. Hieruit kan worden opgemaakt, dat dit achterhuis een losstaand gebouw zal zijn geweest op het erf of in de hof (het vaste, onderkelderde achterhuis wordt niet afzonderlijk vermeld, omdat deze een onderdeel vormt van het hoofdpand). Het erf (en de hof?) liep door tot aan een smal achterstraatje, het Waterstraatje, nu de Capucijnenpoort genaamd. Dit oorspronkelijke erf, dat gedeeltelijk achter het buurpand doorloopt en een onregelmatige vorm heeft, bevat thans geen middeleeuwse bebouwing meer. Toen in 1985 het linkerbuurpand nr. 73 ("de vergulde Swaen", zie de voorgaande bijdrage in deze kroniek) werd verbouwd, kon op grond van bouwsporen in de gemeenschappelijke 17e eeuwse zijmuur van de voorhuizen worden geconstateerd dat de beide panden gelijktijdig in de 19e eeuw zijn verbouwd. Er werden enkelvoudige balklagen in de huizen aangebracht, die onderling verankerd werden in de gemeenschappelijke zijmuur. Dit waren grenen balken met een rechthoekige doorsnede. Ook het flauw hellende dak zal in deze periode op het pand nr. 69-71 zijn aangebracht, de kapconstructie hiervan bestaat uit eikehouten schaarspanten met balk. Bij deze verbouwing werd ook de interieurafwerking vernieuwd. De balklagen, die in het zicht bleven, waren voorzien van een kraalprofiel en kregen een okergele beschildering. In 1976 bevonden zich nog enige fraaie paneeldeuren in het pand, die sindsdien zijn verwijderd. De trap naar de eerste verdieping met zijn gefigureerde balusters en de trap naar de tweede verdieping met een fraaie trappaal, waarop een gefigureerde dierekop is aangebracht, dateren echter uit de tweede helft van de 19e eeuw. Omstreeks dezelfde tijd (wellicht 1872, toen | 49 |
in het pand een koek- en banketbakkersbedrijf werd gevestigd' is de pui op de begane grond vernieuwd. In 1950 is deze pui opnieuw vervangen in de stijl van de Delftse school naar ontwerp van A. Driessen. De in schoon metselwerk uitgevoerde voor- en zijgevel (baksteenformaat 22,5 x 10,5 x 4 cm., 10 lagen = 53 cm., uitgevoerd in kruisverband) en mogelijk ook de gepleisterde achtergevel zijn even oud. Naar het type metselwerk en de raamindeling te oordelen zijn deze gevels opgemetseld tijdens de grote verbouwing in de eerste helft van de 19e eeuw. Een meer exactere datering is af te leiden uit de bouwgeschiedenis van het lagere huisje tegen de achtergevel, dat in feite is samengesteld uit twee afzonderlijke gebouwtjes; dit blijkt op het eerste oog al uit het feit, dat de gevelrooilijn halverwege het achterhuisje een duidelijke knik vertoont. Ook in de gevel(s) zijn onderlinge verschillen aan te wijzen: op begane grond-niveau bevinden zich twee verschillende puien. Op de verdieping zijn de gevels echter gelijk. Op de kadastrale minuutkaart uit ca. 1823 staan hier ter plaatse nog twee afzonderlijke huisjes weergegeven. Op de stadsplattegrond van Palier (ca. 1835) zijn deze samengevoegd. Waarschijnlijk is bij de ingrijpende verbouwing van het hoofdpand ook het eerste achterhuisje grotendeels vernieuwd en de beide pandjes samengevoegd. Dit werd nader bevestigd na waarnemingen binnen de beide huisjes. Het eerste achterhuisje werd in deze periode met een verdieping verhoogd. De zolderbalklaag en de kap zijn toen geheel vernieuwd met grenehout dat voorzien is van een kraalprofiel, zoals dat ook in het hoofdpand het geval is. De kap heeft een tweetal dekbalkjukken, waarop een schaarspant met balk staat. In de linker achterhoek van het achterhuisje bevinden zich twee smalle trappen, die de stijlkenmerken uit de eerste helft van de 19e eeuw hebben. De verdiepingsbalklagen in de beide huisjes zijn verschillend. Deze zullen tot een oudere fase behoren. In het achterste huisje werd tegen de gemeenschappelijke zijmuur (baksteenformaat 22 x 11 x 4,5 cm, 10 lagen = 52 cm.) met het buurpand Postelstraat 6 een rookkanaal aangetroffen, dat diende voor de keuken op de begane grond. Uit de aanwezigheid van een vroeg- 17e eeuws gevelanker tegen de zijmuur kon worden opgemaakt, dat deze ooit een buitenmuur is geweest van het buurpand. Kennelijk was het tweede achterhuisje in de 17e eeuw lager of bestond het toen nog niet. | 50 |
Noten | |
1. | A.F.O. van Sasse van Ysselt, De voorname huizen en gebouwen van 's-Hertogenbosch, 's-Hertogenbosch 1910-1914 (3 dln), I, 287. |
2. | Stad en Zand, brochure stadswandeling Kring vrienden van 's-Hertogenbosch, 's-Hertogenbosch. |
Gez. Lambermont
| 56 |
1939 |
LambermontDe stoomkoekfabriek 'De Klok' te 's-Hertogenbosch, 1865. In dankbare herinnering aan onze dierbare ouders en geliefde broeders 1934-35s.n. (s.l. 1939) |
|
1988 |
A.H. van DrunenVughterstraat 71-69 "De Gulden Hemel".Kroniek van bouwhistorisch en archeologisch onderzoek 's-Hertogenbosch 1 (1988) 49-50 |
|
1993 |
Henny MolhuysenAchter de voorgevel : Stoomkoekfabriek 'De Klok'Brabants Dagblad donderdag 30 december 1993 (foto) |
2005 |
Gemeentelijk Monumenten Selectie Project (GMSP)
Bouwhistorie, Archeologie en Monumenten (BAM)
|
|
2011 |
Register Gemeentelijke MonumentenMonumentnummer: SOM0321Kadastrale aanduiding: HTG00G 07377G0000 Datum aanwijzing: 8 november 1988
Gemeente 's-Hertogenbosch 2011
|
1908 | W. van Dijk (landm. v.h. kadaster) |
1910 | W. van Dijk (landm. van het kadaster) |
1928 | B. Brik - A.H. Mulder - L.J.M.H. Righart - wed. L.A.K. Righart - mej. M.A.W. Verhaart |
1865 | wed. J.J. Dolleman (gepensionneerde) - I.W.F.H. van den Heuvel (boekhouder) - A.F.V. Kuijpers (firma Kuijpers Wouters) koopman in koloniale waren |
1875 | wed. W.J. van Beusekom (partikuliere) - E. Halewijn (wijnhandelaar) |
1881 | J. Lambermont (koek- en banketbakker) - P.F. de Leeuw (partikulier) |
1908 | Gez. Lambermont (koek- en banketbakkerij) |
1910 | Gez. Lambermont (koek- en banketbakkerij) |
1928 | mej. E.W.P. Lambermont |
1943 | F. v.d. Eerenbeemt (drogisterij) - N.V. F. v.d. Eerenbeemt's Kon. Grossierderij (handel in verfwaren) |